Halverwege de jaren 80 kwamen de eersteMPVās op de markt. Het recept daarvan was afkomstig uit de Verenigde Staten, maar werd in Frankrijk verfijnd.
H et basisconcept van de MPV is bedacht door Lee Iacocca, de Amerikaan aan wie we ook de Mustang te danken hebben en die in 1978 bij Chrysler aan de slag ging. Hij was verantwoordelijk voor de minivan, het oermodel van deze autosoort. Mogelijk had hij het idee op een beurs opgepikt, want in 1965 stond er bij NSU op de IAA bijvoorbeeld al een MPVvoorloper in de vorm van de Autonova Fam. Hoe het ook zij, hij nam het idee mee naar zijn nieuwe werkgever Chrysler en wist designer en productontwikkelaar Hal Sperlich over te halen om met hem mee te gaan. Bij Ford hadden zij jarenlang geprobeerd om het concept naar het productiestadium te loodsen. Tevergeefs, want de minivan werd te duur bevonden, zodat er geen vraag naar zou zijn. Ook bij Chrysler liep de directie in eerste instantie niet warm voor het idee. Als de MPV genoeg potentieel zou hebben, zouden GM en Ford er immers toch allang eentje in de showroom hebben staan? Op die zienswijze kwam Chrysler terug. Sterker, Iacocca werd aangesteld als de hoogste baas, terwijl Sperlich aan het hoofd kwam te staan van de designafdeling. De randvoorwaarden voor het ontwerp van de nieuwe MPV: compact genoeg voor garages, met zeven zitplaatsen, personenautoachtige rijeigenschappen, een vlakke vloer, uitneembare stoelen en ruimte voor een 4 x 8 foot spaanplaat (122 x 244 cm). De techniek werd overgenomen de compacte, voorwielaangedreven Chrysler K-serie.
Voortrekkersrol
In 1984 stond de auto bij de dealers als Dodge Caravan en Plymouth Voyager. De tweeling verschilde onderling uitsluitend door wat kleine uiterlijke details. Voor de aandrijving tekende in eerste instantie een 2,2-liter viercilinder benzinemotor of een 2,6-liter V6 van Chrysler-partner Mitsubishi; later volgde een eigen 3.0 V6. Inmiddels had het MPV-concept ook Europa bereikt. Hierbij was een voortrekkersrol weggelegd voor de Britse Chrysler-man Fergus Pollock. Hij had een enthousiaste partner gevonden in de kleine, Franse fabrikant Matra, zodat zijn project P 18 langzaam vorm kon krijgen. Matra werkte indertijd voor de Chryslertak Simca/Talbot. In 1978 was deze divisie in handen gekomen van PSA, waar de P 18 niet bepaald met open armen werd ontvangen; hij werd te riskant en te duur gevonden. Dezelfde argumenten als destijds bij Ford, dus. Bij Matra lieten ze zich echter niet uit het veld slaan. Ze waagden een nieuwe poging bij Renault. Met succes: de P 18 zag uiteindelijk het levenslicht als Renault Espace. Qua constructie bleef het overigens een echte Matra, met een stalen frame, vuurverzinkt, daarboven een carrosserie van met glasvezel versterkt polyester. Dit leverde een laag gewicht (1.200 kilo) op. Daarnaast had de auto een aerodynamische vorm (cw = 0,32) en vijf of zeven afzonderlijke zitplaatsen. Het basisidee mag dan Amerikaans zijn geweest, de uitvoering was heel erg Frans. In 1984 verscheen de Espace voor het eerst ten tonele, maar zijn Amerikaanse tegenhanger zette pas vier jaar later voet op Europese bodem. Op ons continent luisterde de MPV naar de naam Chrysler Voyager. Dat het zo lang duurde voordat hij de grote plas overstak, is niet zo gek: onder ābuitenlandā verstaan ze in de VS Canada of Mexico. Voor bestemmingen die verder weg waren, moest je bij de NASA zijn. En dan te bedenken dat deze Amerikaan ook in de Oude Wereld wist te overtuigen. Hij kenmerkt zich door consequente functionaliteit en is niet breder dan een BMW 3-serie, terwijl hij zelfs 13 centimeter korter is. Het āleefgedeelteā begint al vlak achter de motor; het bevat drie zitrijen en een soort corridor rechts naast de grote schuifdeur. Alles bevindt zich onder Š¹Š¹n dak, ook de bagageruimte.
Chrysler Voyager |
Motor V6, benzine-injectie |
Cilinderinhoud 2.972 cc |
Max. vermogen 101 kW/138 pk bij 4.800 tpm |
Max. koppel 224Nmbij 2.400 tpm |
Aandrijving voorwielaandrijving, drietrapsautomaat |
Ophanging v/a onafh., dwarsdraagarmen en |
veerpoten/starre as, bladveren |
Afmetingen l/b/h 4,47/1,84/1,64m |
Leeggewicht 1.350 kg |
Inhoud bagageruimte 326-3.260 l |
Topsnelheid 175 km/h |
0-100 km/h 13,5 s |
Verbruik 11,5 l/100 km(1:8,7) |
Verkooptopper
De bestuurder en de bijrijder van de Voyager hebben hetzelfde zitcomfort als op de bank thuis, voor de achterpassagiers is dit wat minder. Op de tweede zitrij kunnen twee personen plaats nemen, op de bank achterin nog eens drie. Dan neemt de bagageruimte echter wel af tot een wat magere 326 liter. Het andere uiterste: wie het passagierscompartiment compleet leeghaalt, heeft 3.260 liter bagageruimte. Waar de Voyager in de VS snel uitgroeide tot een verkooptopper, had de Espace het in Europa aanvankelijk een stuk lastiger. Was het nu een stationwagon of een afgeleide van een bestelauto? Veel mensen wisten in het begin niet wat ze aan moesten met de nieuwe Renault. En ding was echter duidelijk: er waren in Frankrijk creatieve geesten aan het werk geweest. Op een lengte van slechts 4,25 meter (het formaat van een nieuwe Clio Estate) wisten ze in deze aerodynamisch gelijnde doos maximaal zeven zitplaatsen onder te brengen. Hij had draaibare voorstoelen (tegen meerprijs), drie tot vijf afzonderlijke zetels achterin (met tafelfunctie), een vlakke vloer en bovendien een bagageruimte van 910 liter (als vijfzitter). Deze auto heeft iets geniaals, zelfs vandaag de dag nog. Wanneer je voorin plaatsneemt en het enorme dashboard overziet, heb je even het gevoel dat je in de Notre-Dame zit. En qua rijden? Tja, dat doet de Espace eerlijk gezegd als een busje. Sportieve kwaliteiten verwachtte indertijd niemand, want zoān doos op wielen koop je immers niet om vol gas mee door bochten te jagen. Het zijn alle twee voorwielaandrijvers, die in het grensbereik geen gekke streken uithalen.
Renault Espace |
Motor 4-cil. in lijn, benzine-injectie |
Cilinderinhoud 2.165 cc |
Max. vermogen 81 kW/110 pk bij 5.000 tpm |
Max. koppel 174 Nmbij 3.500 tpm |
Aandrijving voorwielen via handgeschakelde 5-bak |
Ophanging v/a onafh., dubbele draagarmen, schroefveren, stabilisator/ |
starre as, langsdraagarmen en panhardstang, schroefveren |
Afmetingen l/b/h 4,37/1,78/1,66m |
Leeggewicht 1.215 kg |
Inhoud bagageruimte 910-3.060 l |
Topsnelheid 178 km/h |
0-100 km/h 11,5 s |
Verbruik 9,5 l/100 km (1:10,5) |
Amerikaanse stempel
De Chrysler is overduidelijk van de Amerikaanse stempel: relaxed, wat deinerig en dankzij de 3,0-liter V6 en de soepel schakelende automaat prettig comfortabel rijdend. De besturing werkt extreem licht, de remmen zijn niet erg bijterig. Dat hij de benzine in een behoorlijk tempo tot zich neemt, spreekt bijna voor zich. De Espace is daarentegen een echte Fransman. Omdat hij 300 kilo minder weegt en zijn carrosserie een stuk gestroomlijnder is, verbruikt hij elke 100 kilometer gemiddeld twee liter minder dan de Voyager. Zijn techniek stamt van de Renault 25, wat betekent dat ā in onze testauto uit 1988 althans ā er een 2,2-liter viercilinder benzinemotor in de lengterichting is ingebouwd. In combinatie met een handgeschakelde vijfversnellingsbak heeft de Espace aan 110 pk genoeg om prestaties te leveren die op Voyager-niveau liggen. Boven de 4.000 tpm wordt het echter behoorlijk lawaaiig in het interieur, terwijl op slechte wegdekken nog wel eens kraakgeluiden uit de carrosserie zijn te horen ā het Matra-product kan zich niet op een grote torsiestijfheid laten voorstaan. De directe besturing zorgt er wel voor dat de Espace handzaam aanvoelt. Bovendien zitten we comfortabel dankzij de zachte stoelkussens.
De vering is echter nogal stoterig, iets wat je bij een wat oudere Fransoos niet direct verwacht. Het hoge laadvermogen (650 kilo!) maakt echter weer een hoop goed. Als winnaar wijzen we niettemin de Voyager aan. Beide MPVpioniers hebben zo hun kwaliteiten, maar wij geven de voorkeur aan het relaxte Amerikaanse karakter van de Chrysler. De Espace beschikt echter over het geniaalste concept.